Guédelon: de bouw van een middeleeuws kasteel in de 21e eeuw

Geplaatst op zondag 23 november 2003 @ 17:46 , 3546 keer bekeken


Na de renovatie van een middeleeuws kasteel in Bourgondië kwam historisch architect Michel Guyot op het idee om een geheel nieuw kasteel in 13de eeuwse stijl van de grond af op te bouwen. Hij had al eerder zijn sporen verdiend bij het opzetten van diverse succesvolle historische attracties. Jacques Moulin, als architect verbonden aan het Instituut voor Historische Monumenten, ontwierp de tekeningen voor het te bouwen kasteel. Als locatie voor het nieuwe project kozen zij voor de Puisaye in het zuidwestelijke deel van Bourgondië. Het is een overwegend agrarisch gebied met weinig werkgelegenheid.
Het bouwen van een kasteel dat vele jaren zal duren zou een economische impuls aan het gebied geven. Een geschikt terrein vonden zij in de bossen van Guédelon. Een voordeel was dat de streek rijk is aan grondstoffen die bij de bouw van het kasteel nodig zijn.



In 1997 waren de plannen en voorbereidingen voldoende uitgewerkt en kon met het project worden begonnen. Het zal in totaal 25 jaar in beslag nemen. Uitgangspunt bij de bouw is dat deze een maximale authenticiteit moet hebben. De enige beperkingen die gelden zijn de huidige veiligheidsvoorschriften. Dit betekent dat er gebruik wordt gemaakt van materialen, bouwmethoden en werktuigen die in de 13de eeuw gangbaar waren. (Alleen de ophoging van de kasteelvloer is met machines gedaan).


De begeleiding van het project ligt bij een adviescommissie bestaande uit een mediëvist, een architectuurhistoricus en een kunsthistoricus. Het project dient aan de volgende doelstellingen te voldoen:
1. een bijdrage leveren aan experimentele archeologie. Het project dient als het ware een levend laboratorium te zijn waarin hypotheses over middeleeuwse bouwtechnieken kunnen worden getoetst
2. bijdragen aan de lokale werkgelegenheid (het project heeft op dit moment ruim 40 mensen in dienst)
3. het trekken van toeristen (jaarlijks trekt het project circa 150.000 bezoekers)
4. het publiek kennis laten maken met experimentele archeologie.



Experimentele archeologie

Om tot een verantwoord project van experimentele archeologie te komen zijn de volgende stappen nodig:

1. Het verzamelen van gegevens van laatmiddeleeuwse kastelen. Deze dienen zo volledig mogelijk te zijn en regelmatig aangevuld te worden. Hiervoor gebruikt met een drietal bronnen:
- locale vondsten,
- schriftelijke bronnen, zoals literatuur, opgravingsverslagen, archiefmateriaal en
- conferenties over kastelenbouw.
Tot nu toe zijn gegevens van meer dan 50 kastelen uit de 12de tot en met de 14de eeuw verzameld.

2. Opslag van gegevens. Dit is een dynamisch proces bestaande uit twee aan elkaar gerelateerde gegevens:
- een vergelijkende typologie onderverdeeld in algemene en detailarchitectuur en
- sites bestaande uit drie subgroepen, namelijk regionaal, nationaal (met regionale verschillen), alleenstaande torens.
Op deze wijze is het mogelijk elke site (kasteel, toren en dergelijke) in zijn geheel nauwkeurig te onderzoeken en een goed idee te krijgen van afzonderlijke details en deze met elkaar te vergelijken.
Dit is een voorwaarde om tot verantwoorde besluiten in het bouwproces te komen.

3. Besluitvorming. Onderdelen die bij de bouw tot een probleem leiden worden in collegiaal overleg besproken op basis van de verzamelde referenties. De begeleidingscommissie wordt tevens bij de besluitvorming betrokken.



Uitwerking van het bouwplan - bouw en indeling van het kasteel

De plattegrond van het kasteel is min of meer trapeziumvormig (zie afb. 4). Het metselwerk van muren, torens en gebouwen bestaat uit twee soorten:
1. enigszins bewerkte stenen van verschillende afmetingen worden op elkaar gestapeld en
2. daarbovenop lagen van regelmatige, rechthoekige stenen.


Aan de noordzijde links komt de -appartementen"-toren. Met de bouw hiervan is het eerst begonnen. In de Middeleeuwen werd deze toren, die voorzien was van schietgaten, ook het eerst gebouwd. Hierin verbleven de boogschutters die het gebouw in tijden van gevaar moesten beschermen. De toren krijgt een diameter van 9 en een hoogte van 25 meter. Vlak bij deze toren komt een groot langwerpig gebouw van 25 x 6.60 meter met twee verdiepingen.


De benedenverdieping heeft een huishoudelijke functie met keuken, kelder en waterreservoir. Een stenen buitentrap leidt naar de eerste verdieping. Deze zal bestaan uit een aantal zalen. In de Middeleeuwen werden dergelijke vertrekken gebruikt voor feesten en ceremonies. Op deze verdieping bevindt zich ook het slaapvertrek van de kasteelheer en tevens een kapel. Aan de noordzijde rechts komt de hoofdtoren. Met zijn hoogte van 30 en een diameter van 12 meter wordt het de grootste toren van het kasteel. Deze toren fungeert als wachttoren. Er komen ook enige woonvertrekken.


De toren wordt voorzien van een schoorsteen, latrines en een waterreservoir in de kelder. Op de hoeken aan de zuidzijde komen twee flankerende torens eveneens met schietgaten. Deze torens krijgen een hoogte van 12 meter. In het zuiden bevinden zich twee ingangstorens met een diameter van 8 meter en een hoogte van 15 meter. Tussen beide torens komt een vaste brug, als in- en uitgang. De torens zijn onderling verbonden door zogenaamde courtines: dikke muren waarop geschut geplaatst kan worden.



De ambachtslieden bij de bouw

De werkers bij de bouw worden getraind in het uitoefenen van hun beroep op middeleeuwse manier. Het gaat om de volgende beroepen: arbeiders in de steengroeve, steenhouwers en metselaars, makers van metselkalk (om veiligheidsredenen werken zij buiten het terrein), houthakkers, zagers, timmerlieden. Verder zijn er ijzersmeden, hoefsmeden, touwslagers en pottenbakkers. Het geheel staat onder supervisie van een architect (een functie die in de middeleeuwen niet bestond).



Natuurlijke materialen

Bij de bouw van het kasteel worden natuurlijke materialen gebruikt die in de directe omgeving worden gewonnen of geteeld. Het gaat om steen, hout, ijzer, metselkalk, klei en hennep.

Steen:
In een nabijgelegen groeve wordt ijzerhoudende zandsteen gedolven. Steenhouwers hakken met wiggen en voorhamers blokken zandsteen uit de rots, die daarna naar het bouwterrein worden vervoerd op een paardenkar of met mankracht op sleden of in kruiwagens. De blokken worden vaak zonder verdere bewerking gebruikt voor het bouwen van muren, soms worden ze door steenhouwers verder bewerkt.


Hout:
Het hout komt uit de bossen van Guédelon. Hiervoor zijn er diverse toepassingen. Van de gekapte fijne houtsoorten, zoals eiken- en kastanjehout, maken de zagers balken en planken, die de timmerlieden voor hun houtconstructies van het kasteel gebruiken. Ook allerlei werktuigen die nodig zijn voor de bouw, zoals kruiwagens, kaapstanders, sleeën, steigers, hevels, vaten voor water en trappen, evenals controleinstrumenten zoals waterpassen en duimstokken, worden ter plaatse van hout gemaakt. Van minder dure houtsoorten maakt men houtskool. Ook boombast wordt verzameld voor het looien van leer. Natuurlijk is er ook hout nodig voor de diverse ovens.

IJzer:
Het winnen van ijzererts uit het ijzerhoudende zandsteen is al een oude traditie in de streek en gaat terug tot de Keltische periode. Stukken zandsteen worden gedurende twee dagen in een halfronde oven van klei met houtskool tot een temperatuur van 950 - 1000° verhit. Daarna breekt men de oven af om er de "ijzerloupe" of wolf die zich onder in de oven heeft verzameld uit te halen. De ijzerblokken worden door de smid verder bewerkt om er tenslotte spijkers, kettingen en andere gereedschappen van te maken.


Metselkalk:
In de middeleeuwen was zeer zuivere kalksteen het basisingrediënt voor het maken van metselkalk. Om dit materiaal te verkrijgen brandt men kalksteenbrokken in een kalkoven gedurende drie dagen op een temperatuur van 800° C. Na afkoeling breekt men de oven af en haalt er de aldus verkregen ongebluste kalk uit. Het is gevaarlijk materiaal en wordt snel in water geblust waardoor er een roomachtige pasta ontstaat. Door blootstelling aan de lucht wordt de pasta dikker. Het kan weken worden bewaard in vochtige kuilen. In Guédelon wordt metselkalk gemaakt uit een mengsel van twee delen gebluste kalk en één deel zand onder toevoeging van wat kalkhoudend water. De metselaars kunnen nu aan het werk.

Klei:
De streek heeft heel goede klei en verschillende soorten oker. Op het bouwterrein gebruikt men de ruwe klei voor het maken van -huttenleem" en ongebakken stenen. Gebakken klei wordt gebruikt voor aardewerk en tegels. Huttenleem is een mengsel van klei, stro en water, dat gebruikt wordt om opgaand lattenwerk mee te besmeren. Eenmaal droog is het materiaal uitermate weerbestendig. Voor het maken van aardewerk wordt zeer fijne zwarte klei uit de directe omgeving gebruikt. Na een aantal bewerkingen om de klei te zuiveren, wordt deze in de vorm van "kleibroden" opgeslagen. Voor het maken van voorwerpen van aardewerk gebruikt men een draaischijf. Deze voorwerpen worden vervolgens gedroogd en in een oven gebakken op een temperatuur van 900° C.


Hennep: Dit materiaal kende tal van toepassingen. Het is vrij gemakkelijk te telen. De plant heeft een lange vezelige stengel en lancetvormige bladeren. Na het oogsten worden de stengels tot schoven gebonden. Dan volgt het dorsen. De vrijgekomen zaden worden deels gebruikt voor nieuwe teelt en deels geperst tot olie voor de lampen. De stengels worden vervolgens geroot: ze worden enige tijd in het water gelegd, vervolgens gedroogd om dan de kern van de vezels te scheiden. De stengels worden dan gehekeld en vervolgens gesponnen. Van de draden wordt onder andere touw gemaakt, dat bij de bouw wordt gebruikt. Van de kern van de vezels worden veekoeken gemaakt.



Een route bij het bouwterrein

Voor bezoekers is er een route uitgezet rondom het bouwterrein (zie afb. 7). De route begint bij de ontvangstruimte in de vorm van een Cisterciënzer stal met een oppervlak van 28 x 16 meter. Hierin is een expositie ingericht waar de bezoekers de plannen van de bouw kan zien, de topografie van het terrein en een aantal bijgebouwen, die langs de route staan. Op de volgende locatie staan twee schaalmodellen, namelijk van een 10de eeuwse motte en van het in aanbouw zijnde nieuwe kasteel van Guédelon. Verder lopend komen we bij een uitstekende kaap met een panorama-afbeelding van alle interessante plaatsen langs de route. Het volgende punt is een steenhouwerswerkplaats waar kalksteen wordt bewerkt.


Geïnteresseerden kunnen hier met een hamer een blok kalksteen proberen te bewerken. Bij de volgende locatie zijn timmerlieden bezig met het maken van bruggen, vloeren, trappen en steigers. Dan komen we bij de wachttoren. In de middeleeuwen werden dergelijke torens gebruikt om de lokale edellieden te waarschuwen voor dreigend gevaar. Overdag werden seinen gegeven door de reflectie van de zon op een blinkend stuk metaal, 's nachts door middel van vuur. Dan komen we bij een kleine nederzetting van houthakkers. In de middeleeuwen vormden zij een aparte kaste afgezonderd van de locale boerenbevolking. Zij leverden houtskool, planken, balken en takkenbossen aan de kasteelbouwers, zoals dit nu ook bij het project gebeurt. Locatie 8 bestaat uit een aantal stallen voor geiten, schapen en kippen. Deze dieren leverden in de middeleeuwen voedsel voor de werkers. Ook
werden de huiden gelooid, van het bot werden werktuigen gemaakt en het vet werd gebruikt voor de lijnbaan (de touwslagerij). Vervolgens komen we bij de ijzeroven. Hierin wordt ijzerhoudend gesteente verhit tot 1200° C hoger voor het winnen van ijzer. Uiteraard is er
op de route ook een pottenbakkersoven waar het traditionele aardewerk uit de regio wordt vervaardigd. De lijnbaan: hier worden hennepvezels in een speciaal bad geweekt en na enige bewerkingen wordt er touw van gemaakt, dat gebruikt wordt voor allerlei houtverbindingen voor de bouw van het kasteel. Er is ook een smederij voor de vervaardiging van diverse werktuigen. Op deze plaats is er ook een hoefsmid. Tenslotte komen we bij de stallen voor de paarden en ezels, die als lastdieren bij de bouw worden gebruikt. Het bouwterrein zelf is voor bezoekers beperkt toegankelijk.


Educatie

Voor kinderen is er een aparte route ontwikkeld. Twee middeleeuwse figuren begeleiden de kinderen op hun traject, namelijk een pas teruggekeerde kruisvaarder en pater Archi. De kinderen kunnen kennismaken met de ontwikkeling van de kasteelbouw, met middeleeuwse ambachten en met middeleeuwse gereedschappen en meetinstrumenten. Een deel van het traject loopt door het bos zodat de jonge bezoekers ook kunnen leren welke houtsoorten bij de bouw worden gebruikt. Aan het einde van de route wacht hen een kleine attractie.

Er zijn ook programma's voor schoolklassen.
Thema's die behandeld kunnen worden zijn: middeleeuwse geschiedenis, middeleeuwse maatvoering en kleding.


Informatie

Guédelon, Chantier Médiéval,
D 955, 89520 Treigny (France)
Tel. 03 86 45 66 66
E-mail: guedelon@guedelon.org


Internet: www.guedelon.org  
Kijk voor openingstijden op de website.
Het seizoen loopt van eind maart tot eind oktober.
Op woensdagen is Guédelon altijd gesloten.

M.J.C. Deckers


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan: