Geplaatst op vrijdag 07 april 2006 @ 13:50 , 819 keer bekeken
Een historisch gezichtspunt
Vanaf station Voorburg trekken lange rijen moeraseiken de blik van de reiziger richting Vliet. Daar beneden in de verte staat het buitenhuis Hofwijck: een 17de-eeuwse kubus met piramidevormig dak, die hoog oprijst boven het stille water van de omringende vijver. De muurschilderingen (grisailles) lijken uit de verte forse beelden, die de kringloop der seizoenen in de tuin aanschouwen. Ze zagen vele generaties bewoners, kleurrijke gasten, grillige liefdes en wanhopige eenzaamheid. Ook hebben ze machteloos moeten toezien hoe de spoordijk hun weidse zicht fors inkromp. Weinig treinreizigers zullen beseffen dat het uitzicht vanaf het station zelf ook historisch is. Hier had bouwheer Constantijn Huygens een berg met uitzichttoren laten aanleggen, vanwaar men de tuin, die het menselijk lichaam uitbeeldde, kon overzien.
Detail van een portret van Huygens, Adriaen Hanneman, 1640, collectie Mauritshuis. Klik voor een grotere afbeelding waarop ook zijn vijf kinderen staan afgebeeld. Een portret van zijn zoon Christiaan, van de ontdekking van het slingeruurwerk, de maan Titan en de naar hem genoemde ruimtesonde, is rechtsboven te vinden.
Een hoveling als hovenier
Constantijn Huygens (1596-1687) was een veelzijdig man: spitsvondig dichter, begaafd componist, bespeler van vele instrumenten en een opmerkelijk kunstkenner. Ook ontwierp hij twee fraaie gebouwen en een spraakmakende tuin. Natuurlijk was dit alles vrijetijdsbesteding, want een deftig heer als hij kon zich hiermee niet beroepshalve bezighouden. Constantijn was een bekwaam diplomaat en de ijverige secretaris van drie opeenvolgende Oranjestadhouders.
Heel zijn leven was Constantijn hartstochtelijk op zoek was naar harmonie en rust. Het eerste vond hij bij de Romeinse architect Vitruvius. Deze beweerde dat harmonie vooral te vinden is in de maatverhoudingen van het menselijk lichaam. Rust hoopte Constantijn te vinden in de landelijke omgeving van Den Haag waar hij Vetruvius' ideeën ook in de vrije natuur in praktijk wilde brengen. Daarbij wist Constantijn zich gesterkt door het bijbelse scheppingsverhaal waarin de mens naar Gods beeld en gelijkenis is geschapen. Vormverhoudingen ontleend aan het menselijke lichaam, moesten wel harmonieuze resultaten opleveren, ook in de natuur waarin God zichzelf nog steeds laat zien.
Op 25 december 1639 koopt Constantijn van Jacob van Adrichem een stuk grond bij Voorburg, dat zich uitstrekt vanaf de Vliet tot aan de Lijtwech, de huidige Prinses Mariannelaan. De grond wordt doorsneden door de Heerwech, thans Westeinde genaamd.
Een paradijs naar Gods beeld
Op 15 februari 1640 overnacht Constantijn in Haarlem bij de architect Jacob van Campen. Is het daar dat werd besloten om Vitruvius letterlijk uit te voeren door het menselijk lichaam zelf in de grondlijnen van de buitenplaats uit te beelden? In een lang hofdicht getiteld Hofwijck beschrijft Constantijn uitvoerig hoe het buiten tot stand kwam, dankzij de samenwerking met Jacob van Campen en Pieter Post. De natuur zelf dirigeerde de hoofdindeling van de buitenplaats. De grond tussen Lijtwech en Heerwech blijkt uit onvruchtbare zandgrond te bestaan. Daar zou dus de wilde tuin moeten komen. De grond tussen Heerwech en Vliet blijkt vruchtbare kleigrond, voorbestemd voor de tamme tuin. Het huis zou direct naast de Vliet worden gebouwd, in een vijver, als een stenen fles in een verkoelend vat.
Enthousiast beschrijft Constantijn hoe na vele proeftekeningen ineens een menselijke figuur ontstond. De symmetrisch geplaatste lanen met hun lange rijen bomen vormden de benen, armen, en schouders. De boomgaard stond voor de borstpartij. Het huis moest het hoofd worden, met vensters als oren, neusgaten en ogen. Zelfs de Heerwech paste perfect in het plan. Deze vormde bijna als vanzelf de scheiding tussen onder en bovenlichaam, zoals een riem de broek en de wambuis scheidt. Zo werd Hofwijck een harmonieus stukje paradijs op aarde, met een tuin naar Gods beeld en gelijkenis.
Duivels verzet
Het huis wordt een kubus van baksteen, op een stenen onderbouw oprijzend uit het water, met een piramidevormig dak, uitlopend in een vierkante schoorsteen, bekroond met een fraai sierijzer. Op de vlakke muren, tussen de symmetrisch geplaatste ramen en naast de deur, komen grisailles die de illusie geven van beelden in nissen, zonder dat het kubusidee wordt verstoord door uitstulpingen. Ondertussen doet zich bij de aanleg van de tuin een probleem voor. De zandgrond in de overtuin blijkt zo slecht dat de zojuist geplante eikebomen in grote getale dood gaan. Het lijkt volgens Constantijn wel een duivelse zet om de terugkeer van het aardse paradijs te verhinderen. Pieter Post adviseert echter heel nuchter dit helse zand dan maar af te graven. Besloten wordt om van het zand een heuvel op te werpen met een 'groene muts' van gras, veldkruid en madeliefjes. De hoge berg biedt tevens een aardig uitzicht over de wijde omgeving, tot aan de zee bij Scheveningen.
De prent Vitaulium Hofwijck uit 1653 die als legenda bij het gedicht Hofwijck dient. De prent is perfect op schaal en bleek zeer bruikbaar bij de reconstructie van de tuin in 2004, collectie Museum Huygens Hofwijck
Een tuin als levenshof
Begin februari 1642 wordt Hofwijck feestelijk ingewijd. De naam luidt Vitaulium in het Latijn en Hofwijck op z'n Hollands, een vondst met mooie woordspelingen. De buitenplaats is een wijck (plek) met hof (tuin), bedoeld om het hof der Oranjes te kunnen wijcken. Vitaulium is afgeleid van vitae aula, de levenshof, oftewel het Hof van Eden met de boom des levens. Bovendien verwijst Vitaulium naar vitruvii aula, de hof van Vitruvius.
Dat Constantijn zijn Hofwijck ook echt als levenshof heeft bedoeld blijkt als hij in zijn gedicht Hofwyck de lezer een rondleiding geeft door zijn tuin. Die wandeling begint in de overtuin, de wilde tuin. Dit is het onderlichaam. Het symboliseert het aardse leven, met zijn onvolkomenheden en onrust. Zelfs de vorm van de overtuin was niet volmaakt harmonisch. Constantijn had een paar lapjes grond bijgekocht, die opzettelijk de symmetrie van het hoofdplan verstoorden. Na het oversteken van de Heerwech komen we bij het bovenlichaam, de tamme tuin. De boomgaard blijkt de weerspiegeling van het harmonische leven, volmaakt geordend als de kosmos. Tenslotte worden we meegenomen naar het huis zelf, het hoofd van de tuin. Dit is in het gedicht het moment waarop de avond valt. In de invallende duisternis worden de hoge naaldbomen aan weerszijden van het huis zwarte vleugelen, waarmee de doodsengel het huis omsluit. Op de brug naar het huis staan zes beelden, die samen met de grisailles dood en vergankelijkheid uitbeelden. Vooraan zien we vier kinderen die de vier jaargetijden voorstellen. Daarachter staan Hermes en Perseus. Hermes, de god van de reizigers, begeleidt de stervende over de donkere doodsrivier die onder de brug stroomt. Constantijn noemde slapen regelmatig zijn dagelijks sterven. Naast Hermes staat, zoals vaker in de tuinkunst, Perseus. Die had van Hermes de sikkel gekregen waarmee hij het monster doodde dat de maagd Andromeda belaagde. Perseus stond op de brug van Hofwijck symbool voor de Oranjeprinsen die de Hollandse maagd van het Spaanse monster hadden verlost. Ontwerper Jacob van Campen was in zijn tijd beroemd om dit soort decoraties.
Een paradijs van vermaak
Overdag was Hofwijck een paradijs van gastvrijheid, vermaak en bezinning. Men kon er boogschieten onderaan de berg, fruit plukken in de boomgaard, of kegelen op de 'bolbaen' langs de Vliet. Vaak werd in de pronkzaal of in de tuin gemusiceerd en gezongen. Muziek was voor Constantijn zo belangrijk dat hij in de plattegrond van Hofwijck haast vanzelfsprekend maten had gebruikt die op een snaar welluidende klanken zouden voortbrengen. Vlakbij de bolbaen was de uitzit in de Vliet. Daar zat Constantijn alleen of met zijn gasten te genieten van het uitzicht en van de vele schepen die voorbij voeren.
Kort voor zijn overlijden schrijft Constantijn eigenhandig zijn testament. Om het voortbestaan van zijn buitenplaats veilig te stellen bepaalt Constantijn dat Hofwijck in de familie moet blijven. Het wordt daarom het gemeenschappelijk eigendom van zijn drie nog levende zonen: Constantijn junior (1628-1697), Christiaan (1629-1695) en Lodewijck (1631-1699). Niets van Hofwijck mag echter worden verkocht of verhuurd. Op Goede Vrijdag 1687 overlijdt Constantijn. Een grote 'Staetsie van 14 à 15 Rouwkoetsen, verligt door veele Flambouwen' brengt hem naar zijn laatste rustplaats in de Grote Kerk van Den Haag.
Trouwe en ontrouwe erfgenamen
Kort familieberaad leidt tot het voorstel om Christiaan, de middelste zoon, op Hofwijck te laten wonen. Christiaan was inmiddels in Europa befaamd om zijn geschriften en ontdekkingen op het gebied van wiskunde, astronomie en natuurkunde. In december 1687 schrijft Christiaan aan zijn broer Lodewijck dat hij het voorstel om op Hofwijck te gaan wonen een goed idee vond 'zowel om de huurkosten [...] uit te sparen, alsook omdat ik meen dat, als ik er iets tegenaan bouw om het huis te vergroten en er mijn bibliotheek in te plaatsen, ik er heel plezierig zal kunnen wonen'. In de zomer van 1688 schrijft Christiaan dat hij klaar is met de inrichting van zijn bibliotheek. In de kleine sterrenwacht op het dak van de aanbouw plaatste hij een grote houten kijker waardoor hij en zijn deftige gasten naar de hemellichamen keken en naar Saturnus waarvan hij eerder de ring had ontdekt. Christiaan overleed in 1695 in een pension aan het Haagse Noordeinde, waar hij een kamer had gehuurd om de kille eenzame wintermaanden op Hofwijck te ontvluchten. Zijn omvangrijke verzameling wetenschappelijke werken die hij in zijn 'Cabinet op Hofwijck' had liggen vermaakte hij aan de 'Accademije ofte Bibliotheecq van Leijden'.
Nadat alle mannelijke nakomelingen van bouwheer Constantijn waren overleden kwam Hofwijck in 1739 in bezit van zijn achterkleindochter Suzanna Louise, die gehuwd was met Willem, baron van Wassenaar. Dit huwelijk bleef kinderloos. Wellicht was dat de reden dat Suzanna Louise in 1750 Hofwijck verkocht aan een vreemde, ondanks de klemmende oproep van haar overgrootvader om Hofwijck altijd in de familie te houden.
Hofwijck in vreemde handen
De nieuwe eigenaar Jacob des Tombe laat op Hofwijck grote aantallen bomen omhakken, simpel omdat het hout geld opbracht. Ook de grote loden beelden worden verkocht. Met het huis gaan de nieuwe eigenaren aanvankelijk zorgvuldiger om. Vanaf 1840 echter gaat het bergafwaarts met de buitenplaats. Op het terrein van Hofwijck wordt een vetreinigings- annex kaarsenfabriek gebouwd die door zijn stinkende rook de laatste zangvogels verjaagt, en daarmee de laatste muzikale herinneringen aan de tijden van weleer. In 1849 lijkt de teloorgang definitief: Hofwijck wordt voor afbraak geveild. Maar redding daagt in de persoon van staatsman Guillaume Groen van Prinsterer, de bewoner van de Voorburgse buitenplaats Vreugd en Rust. Hij koopt Hofwijck omdat hij vindt dat de herinnering aan Huygens niet mag verdwijnen. Wanneer in 1868 de spoorwegen een spoorlijn plannen, dwars door de tuin van Hofwijck, dient hij een fel bezwaarschrift in. Het mag niet baten. Een groot stuk van het tuinlichaam wordt geamputeerd door de spoorbaan die uiteindelijk schuin door de tuin kwam te lopen.
Hofwijck in veilige handen
In 1913 dreigt het befaamde buitenhuis opnieuw in slopershanden te komen. Enkele notabelen richten ijlings de Vereniging Hofwijck op met als doel het 'huis en erf aan te kopen en in den toestand te brengen waarin het verkeerde, toen het door de beroemde leden van het geslacht Huygens werd bewoond'. Na een jaar dreigt de reddingsactie te mislukken. De benodigde aankooppenningen blijken moeilijker bijeen te brengen dan gedacht en de verkoper wil de koopoptietermijn niet verlengen. Mei 1914 komt op de valreep een aanzienlijke schenking binnen van een verre Huygensnazaat uit Duitsland. Daardoor kan Hofwijck toch nog worden aangekocht. Besloten wordt niet alleen het huis maar ook het restant van de tuin zo goed mogelijk in originele staat terug te brengen. De aanbouw tegen de voorgevel, waarvan men veronderstelt dat die achttiendeeeuws is, wordt afgebroken. Door de ongunstige economische omstandigheden zou het echter nog tot 1927 duren voor de restauratie van huis en interieur gereed is. Daarna verstrijken nog eens 20 jaar voordat ook de beelden en buitenschilderingen Hofwijck weer sieren. Op 12 juni 1928 wordt in Hofwijck het Huygensmuseum geopend. Tijdens de restauratie waren diverse voorwerpen, die herinneren aan de familie Huygens, verkregen. Voor de conciërge werd een speciaal poortgebouw gebouwd bij het hek aan het begin van de oude Lindelaan, die weer in ere was hersteld.
In 1987, tijdens de ingrijpende spoorverhoging en -verbreding, kreeg de tuin een opknapbeurt. Deze gaf de Hofwijcktuin het aanzien van een goedbedoelde imitatie oud-Hollandse kruidentuin, die nauwelijks herinnert aan het oude tuinplan van Constantijn Huygens. Het middenpad dat eertijds de noordzuidas van de tuin aangaf, werd vervangen door een brede sloot. De eilanden naast het huis kregen nieuwe bruggetjes over de dwarssloten. Op de plek van de overtuin, die allang niet meer bij Hofwijck hoort, verrees in 1987 hoog bovenop de spoordijk het nieuwe station. Beneden op het stationsplein werden lange rijen moeraseiken geplant die met hun zichtassen de aandacht op Hofwijck vestigen. Vanaf de Vlietkant gezien lijkt Hofwijck tegenwoordig nog het meest op de befaamde buitenplaats uit de tijd van Constantijn Huygens. Sinds enkele jaren wordt het huis ook weer, zoals vroeger, vanaf de Vlietkant beschermd door een muur van bomen. In 1997 ook de uitzit aan de Vliet weer teruggebracht.
De tuin van Hofwijck kon in 2004 na een grondig historisch onderzoek in oude luister worden hersteld. De historische padenstructuur en de beplanting zijn gereconstrueerd volgens Huygens' ontwerp uit 1640. De prent Vitaulium Hofwijck en Huygens gedicht over zijn buitenplaat; Hofwijck, van ruim 2800 regels, vormden de belangrijkste bronnen voor deze verantwoorde reconstructie.
Bezoekers kunnen nu net als Huygens vrienden over de buitenplaats dwalen waarbij een audiotour hen op de tonen van Huygens' eigen composities en aan de hand van versregels uit zijn gedicht Hofwijck rondleidt door het huis en de tuin. Het boeiende verhaal van Hofwijck komt zo echt tot leven. De audiotour is in het Nederlands en het Engels beschikbaar. Kinderen van 8 t/m 11 jaar kunnen met Hofwijck kennismaken door een speciaal voor hen bestemde audiotour. In de tuin kan de bezoeker zich weer even terugwanen in Huygens' tijd, toen zijn gasten hier wandelden, musiceerden en converseerden over kunst en literatuur.
Met enig geluk kan de bezoeker op een late zomeravond de nachtegaal horen. Die zingt een weemoedig lied ter herinnering aan de vriendin van Constantijn Huygens die tijdens warme zomeravonden zo mooi zong dat alle vogels uit bewondering zwegen. De terugkeer van de nachtegaal bewijst dat er weer muziek in Hofwijck zit.
Welkom bij Clubs!
Kijk gerust verder op deze club en doe mee.
Of maak zelf een Clubs account aan: