Kasteel van Chantilly - Frankrijk

Geplaatst op zaterdag 18 mei 2002 @ 14:29 , 956 keer bekeken

Voor hun lange vakanties kiezen de Parijzenaars nog altijd steevast voor de Middellandse Zee. Maar voor weekenduitstappen wagen ze zich wel noordwaarts. Een van hun voornaamste bestemmingen is het bosrijke departement van de Oise. Vooral het kasteel van Chantilly is populair. Voor zijn kunst, zijn paarden en gewoon ook voor het park.


Het departement van de Oise behoorde tijdens de Middeleeuwen meestal tot het Franse kroondomein en onderging niet alleen de politieke, maar ook de culturele invloed van Parijs. Dat is nog altijd te merken aan de kathedralen van Beauvais, Senlis en Noyon, pareltjes van gotische architectuur. Senlis en vooral Noyon waren ooit belangrijke bisschopszetels, maar zijn al lang ingeslapen. Beauvais is weliswaar de hoofdstad van het departement, maar niet het belangrijkste activiteitencentrum. Die eer moet het laten aan het industriële Creil.


Park
De meeste bezochte plaats van heel het departement is het kasteel van Chantilly, het dichtst bij Parijs gelegen punt van de Oise. Elk weekend zijn de gazons gevuld met grote groepen dagjestoeristen en doen mobiele roomijsverkopers er gouden zaken. Voor de stedelingen vormt het omvangrijke park een ideale kuierzone om tot rust te komen. Het park omvat zowel een strakke Franse tuin als een Engelse en een Engels-Chinese tuin, alledrie met veel waterpartijen.
Het kasteel zelf is een ode aan de hoogdagen van de Franse geschiedenis, met nadruk op koningen en andere blauwbloedigen. Het oudste deel ervan, in Franse renaissance, dateert uit 1560. De rest is er in de tweede helft van de 19de eeuw aan toegevoegd, op de plaats van een ouder gebouw, dat tijdens de Franse Revolutie vernield werd. De antiquiserende stijl van de nieuwe vleugels sluit naadloos aan bij het oudere gedeelte.


Het kasteel kreeg zijn huidige uitzicht dankzij de hertog van Aumale, een kinderloze zoon van de laatste Franse koning. Aumale keerde na de val van Napoleon III in 1870 uit ballingschap naar Frankrijk terug en had een groot kasteel nodig om er zijn enorme kunstverzameling in onder te brengen. Omdat zijn acht kinderen voor hem overleden, liet hij Chantilly na aan het Institut de France, om het voor het brede publiek toegankelijk te maken. Maar wel onder strikte voorwaarden. Die voorwaarden werken nu de efficiënte organisatie van een modern museum fel tegen. De hertog eiste dat er nooit stukken uit zijn collectie zouden worden uitgeleend en dat de indeling van het kasteel, zoals hij dat ingericht had, behouden bleef.
Daardoor komt de verzameling niet goed tot haar recht. Schilderijen uit verschillende periodes hangen onder, boven en naast elkaar. De belichting is op veel plaatsen ontoereikend of verkeerd. Heel wat schilderijen zijn dringend aan een opfrisbeurt toe, maar omdat het museum geen thematentoonstellingen mag organiseren of meewerken aan dergelijke exposities elders, kunnen er op die manier ook geen fondsen ingezameld worden.


Toch herbergt Chantilly, na het Louvre, de grootste collectie oude schilderkunst op Franse bodem. De drie Gratiën van Rafaël hangt op een ereplaats, maar de originele miniaturen uit Les très riches heures du duc de Berry komen niet goed tot hun recht, net als De herfst van Botticelli. Naast minder bekende werken van Vlaamse en Italiaanse topschilders hangen hier vooral werken van de beste Franse schilders: Fouquet, Ingres, Watteau, Delacroix, Corot. Veel schilderijen ook over de Franse vorstenhuizen, behalve de Bonapartes. Daarbij ook een portret van Louise-Marie, de echtgenote van Leopold I en koningin van België. Ze was een zus van de hertog.


Luxegasten
Aumale erfde Chantilly van zijn peetoom, de laatste prins van Condé. Het waren de Condés die Chantilly in de 17de en 18de eeuw aanzien gegeven hadden. Een van hen was Louis IV, die het in 1723 tot eerste minister bracht. Als politicus was hij slechts een overgangsfiguur. De legende wil dat hij in reïncarnatie geloofde en ervan overtuigd was dat hij zou terugkeren als paard.
Aan de rand van zijn park liet Louis IV een enorm barok stallencomplex optrekken. De paarden waren er echt in een paleis ondergebracht. Chantilly is uitgegroeid tot het centrum van de Franse paardensport. Zelfs wanneer op de nabije hippodroom niets te beleven valt, is er altijd leven in dit paleis, dat omgevormd werd tot Levend Museum van het Paard. Het levende slaat op de demonstraties die in het centrale koepelgebouw gegeven worden. Geen acrobatische circusnummers, maar een heldere voorstelling van hoe paarden het uitvoeren van elegante, ceremoniële figuren aangeleerd krijgen. In de talloze gangen, ateliers en expositieruimtes ontdek je alles wat met paarden te maken heeft. De inrichting is soepel, speels en aanschouwlijk, veel uitleg is nooit nodig. Hoewel er geen speciale voorzieningen voor hen zijn, voelen kinderen zich hier meteen thuis. Toch zijn de paarden hier geen knuffeldieren, maar luxegasten, die met de nodige egards naar hun suite begeleid worden. Tenslotte is een van hen de reïncarnatie van prins Louis.


Inlichtingen over het kasteel van Chantilly: websites:
http://www.chateaudechantilly.com
http://www.chantilly-tourisme.com/francais/touristiques_domaine.php

Bron: De Financieel-Economische Tijd, Koen Mortelmans, 18-05-2002.


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan: